De ijdele prins

Er woonde eens een prins in een groot kasteel, genaamd prins Boudewijn. Deze prins vond zichzelf erg mooi en hij vond ook dat hij overal goed in was. Elke dag keek hij in de spiegel, draaide zich wel honderd keer rond en vertelde zichzelf hoe mooi hij was, hoe mooi zijn kleding was en hoe goed hij was Zijn ouders waren maar wat trots op prins Boudewijn, hij was hun oogappeltje. Alles wat prins Boudewijn deed werd aangemoedigd door zijn ouders. Hij kon nooit iets fout doen.

Op een dag liep prins Boudewijn door de gangen van het kasteel. Bij elke spiegel in de gang, stopte prins Boudewijn even om zichzelf te bewonderen. Hij had zijn mooiste kleding aangetrokken en stond vol trots voor de spiegel. Met borst vooruit paradeerde hij door de gang.  Alle bedienden moesten voor hem aan de kant, want prins Boudewijn liep zo breed mogelijk. Als bedienden niet aan de kant gingen, liep prins Boudewijn expres tegen ze op. De bedienden durfden niets te zeggen, zij waren veel te bang dat de koning boos op hen zou worden.

De prins liep door de poort en zag de drukke marktstraat. Heel de straat stond vol met kraampjes. Kleding, servies, eten, alles wat je maar kon bedenken. Prins Boudewijn liep statig langs alle kraampjes en stopte bij een kleding kraam. Met opgetrokken neus keek hij naar de kleding en pakte wat in zijn handen.

“Kan ik u ergens mee helpen, Majesteit?” vroeg de kledingverkoper vriendelijk.

“Vreselijk, noem je dit mode?” zei prins Boudewijn verafschuwd, “Zelfs ik kan er niet mooi uitzien in deze kleding!”

De prins gooide de kleding op de grond en liep er overheen, terwijl hij naar het volgende kraampje liep. Hij zag een fruit kraampje. Met zijn handen raakte hij alles aan. De fruitverkoper keek met grote ogen naar de prins.

“Kan ik u helpen, Majesteit?” vroeg de fruitverkoper voorzichtig. Hij had namelijk gezien wat de prins bij de kledingverkoper had gedaan.

De prins schonk geen aandacht aan de fruitverkoper en pakte een appel. Hij nam een hap, kauwde even en spuugde het weer uit.

“Bah, dit zijn geen goede appels!” schreeuwde de prins, “Dit zou ik zelfs niet eens aan de varkens geven.”

Hij gooide de appel op de grond en liep weg. Zowel de kledingverkoper als de fruitverkoper bleven de prins nastaren, nadat hij was vertrokken. Niets was goed genoeg voor hem

De prins liep verder en kwam bij een kerkje. Daar zag hij een oude vrouw bij een kleed met allemaal spiegels zitten. De prins kon het niet laten en liep naar de spiegels toe om zichzelf te bewonderen. De oude vrouw stond moeizaam op.

“Kijkt u maar rustig naar mijn waar, Uwe Majesteit,” zei de oude vrouw vriendelijk.

De prins keek naar de spiegels. Sommige hadden barsten, anderen waren vies. Hij pakte een handspiegeltje op en bewonderde zichzelf.

“Ach prins Boudewijn, wat ben je toch mooi,” zei de prins tegen zichzelf, terwijl hij zijn hand door zijn haren streek, “Zelfs in deze gebroken, vuile spiegel, ben jij nog het mooiste van het land. Wat zeg ik? Van de hele wereld!”

De prins keek weer op en zag dat de oude vrouw naar hem staarde.

“Wat zit je me aan te staren?” zei de prins geïrriteerd en hij gooide de spiegel op de grond.

Deze kwam zo hard neer, dat hij brak. De prins wilde weglopen, maar de oude vrouw pakte zijn arm en zei met een krakerige stem:

“Alle spiegels in dit land,

In uw hand of aan de wand,

U zult niet meer zien uw spiegelbeeld,

Totdat u iemand iets toebedeeld.”

Geschrokken rukte de prins zijn arm los van de vrouw en duwde haar weg. De oude vrouw viel op de grond. Nog nooit had iemand zomaar aan hem gezeten. De prins liep kwaad weg. Na een paar flinke stappen keek hij nog een keer achterom. De oude vrouw en haar spiegels waren verdwenen. De prins schudde zijn hoofd en liep verder. Maar hij liep niet meer ontspannen door de marktstraat. Hij voelde zich niet zo lekker en de woorden van de oude vrouw spookten maar door zijn hoofd. De prins besloot om terug naar het kasteel te gaan.

Hij deed de grote deuren open en liep door de gangen. Prins Boudewijn begon zichzelf steeds slechter te voelen en rende naar zijn kamer. In zijn haast stootte hij een paar bedienden omver. Aangekomen in zijn kamer, dook hij gelijk in bed.

Even mijn ogen dicht doen, daarna voel ik me vast weer goed, dacht de prins.

Het duurde lang voordat de prins in slaap viel. Steeds weer hoorde hij de woorden van de oude vrouw door zijn hoofd spoken. De arm waar de oude vrouw hem vastpakte begon te branden en de prins begon steeds meer te zweten. Na lange tijd woelen, viel de prins in een lange, onrustige slaap.

De volgende ochtend werd prins Boudewijn wakker. Het slapen had hem goed gedaan, want hij voelde zich stukken beter. Zijn arm brandde niet meer en er was ook niets aan te zien. Hij voelde zich gisteren zo slecht, dat hij in zijn kleding in slaap was gevallen. Prins Boudewijn stond op en trok gauw schone kleren aan, hij vond het vreselijk om vieze kleding aan te hebben. Nadat hij zijn schone kleding had aangetrokken, liep de prins naar de spiegel.

“Eens even kijken of ik nog mooier ben dan gister,” zei prins Boudewijn trots tegen zichzelf.

Hij stond al klaar om zijn handen door zijn haren te strijken, maar liet vrijwel direct zijn arm zakken.

“M-m-maar… w-w-wat… h-h-hoe…” stamelde prins Boudewijn.

Hij keek in de spiegel, maar er was niets wat naar hem terugkeek. Het enige wat de prins zag, was het spiegelbeeld van zijn kamer, maar hij zag zichzelf niet.

“Nee, dit… dit kan niet,” stamelde hij, “Wat i-is er aan d-de hand m-m-met mij?”

Prins Boudewijn raakte in paniek. Zijn spiegelbeeld was weg! Daar waar hij altijd zo graag naar keek. Waar hij zo trots op was. Hij kan niet meer zien hoe mooi hij eruitzag, wat een ramp! Prins Boudewijn stormde zijn kamer uit en rende naar een andere spiegel in het kasteel. Ook hier hetzelfde probleem: hij kon het spiegelbeeld van de gang zien, maar niet van zichzelf. Zo probeerde prins Boudewijn alle spiegels in het kasteel, maar overal hetzelfde verhaal. Terneergeslagen liep de prins door het kasteel.

Wat moet ik nou zonder mijn spiegelbeeld, dacht prins Boudewijn.

De prins liep zonder op te letten door de gang en botste op tegen een bediende. De bediende viel op de grond. De prins schreeuwde naar de bediende. De bediende kreeg grote ogen en keek verward om zich heen.

“H-h-hallo?” stamelde de bediende, “Is daar iemand?”

Prins Boudewijn ging voor zijn neus staan, maar de bediende keek dwars door hem heen.

“Ik sta recht voor je neus, oelewapper,” zei de prins geïrriteerd, “Als ik jou was zou ik maar snel normaal doen, anders vertel ik het de koning!”

De bediende raakte in paniek en stamelde:

“M-m-maar ik zie u helemaal niet.”

De prins raakte nog meer in paniek en rende terug naar zijn kamer.

Oh nee, ik kan niet alleen mijn spiegelbeeld niet meer zien, ik ben ook nog eens onzichtbaar, dacht prins Boudewijn.

Uren werden dagen, dagen werden weken. Prins Boudewijn was nog altijd onzichtbaar en zijn ouders waren ongerust. Zij hadden hun geliefde zoon al weken niet gezien. Overal in het land hingen posters van de prins met een beloning van duizend goudstukken voor diegene die hem thuis zou brengen. De prins had een paar keer geprobeerd zijn ouders duidelijk te maken dat hij gewoon in het kasteel was, maar dit maakte de koningin overstuur en de koning woedend. Allebei dachten ze dat iemand een gemene grap met hen uithaalde.

“Als ik erachter kom wie deze grap met ons uithaalt,” schreeuwde de koning toen, “dan zal je hopen dat je nooit was geboren!”

Prins Boudewijn had het maar opgegeven om het uit te leggen. Net zoals hij had opgegeven om aan tafel te zitten voor het eten. Aangezien zijn ouders dachten dat hij niet in het kasteel was, werd er ook geen eten voor hem geserveerd. Daarom moest hij elke avond zelf in de keuken zijn eten maken, maar moest hij wachten tot de koks weg waren. De eerste keer dat hij het eten maakte toen de koks nog in de keuken waren, renden ze allemaal weg. Ze dachten dat het spookte in de keuken. Prins Boudewijn was helemaal niet gewend om zelf zijn eigen eten te maken, of om voor zichzelf te zorgen. Het leven van de prins was compleet veranderd en dat vond hij maar niets.

Op een dag zat de prins in zijn kamer en keek naar de spiegel. Hij miste het om zichzelf te zien, maar hij begon er langzaamaan aan te wennen. De prins stond op en liep door het kasteel, op weg naar buiten. Daar zag hij de marktstraat. Het was alweer een aantal weken geleden dat hij daar was geweest. Prins Boudewijn liep langs een aantal kraampjes en herkende de kledingverkoper. Hij stond te praten met een van zijn klanten.

“Hij gooide mijn kleding op de grond,” zei de kledingverkoper tegen de klant, “En zei dat zelfs hij er niet mooi uit kon zien in deze kleding. Zelfs de koning en koningin kopen hun kleding bij mij.”

“Jij maakt de beste kleding van het land,” zei de klant tegen de kledingverkoper, “De prins is gewoon een verwend nest.”

Prins Boudewijn voelde zich verdrietig na het horen van dit gesprek en liep verder. Daar kwam hij de fruitverkoper tegen.

“Ik vind het zielig voor de koning en koningin dat de prins is verdwenen,” hoorde prins Boudewijn de fruitverkoper zeggen, “Maar als ik eerlijk ben, moet ik zeggen dat ik best wel opgelucht ben dat hij weg is.”

“Ik snap wat je bedoeld,” zei de klant, “Hij is mij wat te arrogant. Hij had nooit een goede koning kunnen worden.”

De prins liep weer verder.

Niemand die mij mist, dacht de prins, ze zijn allemaal blij dat ik er niet meer ben.

Hij liep langs het kerkje en zag daar een meisje zitten met haar handen omhoog. Ze was aan het bedelen, maar niemand keek naar het meisje.

Zou zij ook onzichtbaar zijn? dacht de prins.

De prins liep naar het meisje toe en ging voor haar staan.

“Hallo,” begon de prins.

Het meisje keek recht in de ogen van prins Boudewijn.

“Kun je mij zien?” vroeg de prins verbaasd.

Het meisje knikte. Prins Boudewijn begon te glimlachen.

“Jij bent de eerste die mij ziet,” zei hij enthousiast, “En ik zie jou ook!”

Het meisje lachte en zei:

“Natuurlijk kan ik jou zien en jij mij, we zijn niet onzichtbaar!”

“Volgens mij ben ik wel onzichtbaar,” antwoordde de prins, “Zelfs mijn ouders zien mij niet. En ik stond nog wel vlak voor hun neus!”

Het meisje keek met grote ogen naar de prins.

“Maar als jij niet onzichtbaar bent,” vervolgde de prins, “Waarom kijkt niemand dan naar jou? En waarom helpt niemand je?”

Het meisje glimlachte.

“Zou jij mij gezien hebben als je niet onzichtbaar was geweest?” zei het meisje.

De prins dacht na en schudde zijn hoofd. Hij ging naast het meisje zitten op de trap. Het meisje neuriede een vrolijk melodietje.

Hoe kan ze zo vrolijk zijn? Ze heeft geen geld, haar kleren zijn kapot en haar haar is een rommeltje, dacht de prins.

De prins en het meisje zaten de hele middag samen op de trap. Aan het eind van de dag ruimden de mensen de kraampjes op en werd het stil in de marktstraat. De prins en het meisje waren de enige twee die er nog zaten. De prins keek om zich heen en zag zijn vermist poster op de grond liggen. Hij liep naar de poster toe en raapte hem op.

Vermist: Prins Boudewijn. Help ons alstublieft om onze zoon weer thuis te brengen. Beloning: 1000 goudstukken.

De prins keek naar de poster en vervolgens naar het meisje. Hij hoorde een stem in zijn hoofd:

“Alle spiegels in dit land, In uw hand of aan de wand, U zult niet meer zien uw spiegelbeeld, Totdat u iemand iets toebedeeld.”

Ineens wist hij het. De prins liep naar het meisje en vertelde het hele verhaal en daarna zijn plan.

“Hoe weet je zo zeker dat dit plan gaat werken,” zei het meisje, “Straks gooien ze mij in de gevangenis, omdat ze denken dat ik ze in de maling neem.”

“Dit gaat werken,” zei de prins overtuigd, “Dat moet gewoon.”

Het meisje zei tegen de wachter dat ze graag de koning en koningin wilde spreken. De wachter wilde haar niet binnen laten, totdat het meisje vertelde dat het ging om de prins. De wachter deed de deur open en de prins en het meisje liepen naar de binnen. De wachter bracht ze naar de troonzaal, waar de koning en koningin allebei zaten.

“Wat weet je over de prins?” begon de koning gelijk, “En je kan maar beter de waarheid spreken, anders zwaait er wat!”

Het meisje begon te trillen, maar de prins legde zijn handen op haar schouders. Het meisje raapte haar moed bijeen en zei:

“Uwe Majesteiten, uw zoon is onzichtbaar en staat nu achter mij. Ik ben de enige die …”

De koning onderbrak het meisje en werd woedend.

“HOE DURF JE!” schreeuwde de koning, “ERUIT! LAAT MIJ JE GEZICHT NOOIT MEER ZIEN!”

Het meisje deinsde achteruit, maar de prins hield haar tegen en fluisterde in haar oren:

“Hou vol, probeer ze te overtuigen. Vraag of de koningin naar voren wil komen.”

Het meisje probeerde haar stem terug te vinden en vervolgde haar verhaal:

“Eerlijk waar, Uwe Majesteit. Hij staat hier achter me en vroeg net aan mij of de koningin naar voren kan komen.”

De koningin schuifelde ongemakkelijk op haar troon en keek naar de koning. Voordat de koning wat kon zeggen, stond de koningin al op en liep naar het meisje toe.

“Vraag of ze haar armen uit wil steken,” zei de prins.

Het meisje herhaalde wat de prins zei en de koningin stak aarzelend haar armen naar voren. De prins liep naar zijn moeder toe en gaf haar een dikke knuffel. De koningin schrok, maar wist meteen dat het de prins was. Ze barstte in huilen uit.

“Boudewijn, ben jij het echt?” snikte de koningin.

“Ja, mama,” snikte prins Boudewijn, “Ik ben het echt.”

De koning keek stomverbaasd naar zijn vrouw. Waar de koningin eerst alleen maar de lucht omhelsde, kwam nu vaag de vorm van prins Boudewijn tevoorschijn. De koning stond op en rende naar de koningin.

“Mijn zoon, je bent het echt!” riep de koning en hij omhelsde ze allebei.

Het meisje glimlachte. Prins Boudewijn keek naar het meisje en glimlachte terug.

“Sorry dat ik je niet geloofde,” zei de koning tegen het meisje, “En sorry dat ik zo tegen je schreeuwde.”

“Volgens mij ben je haar ook iets verschuldigd, vader,” zei prins Boudewijn.

“Dat is waar ook,” zei de koning, “Als dank voor het terugbrengen van onze zoon, krijg jij duizend goudstukken.”

De koning klapte in zijn handen en er kwam een bediende binnen.

“Haal de duizend goudstukken,” zei de koning, “De prins is terug!”

De prins had zijn lesje geleerd en heeft zich verontschuldigd bij iedereen waar hij gemeen tegen is geweest. De koning en koningin adopteerden het meisje. Zij gaf alle duizend goudstukken weg aan het weeshuis waar ze vroeger woonde. Sinds die ene dag zijn de prins en het meisje de beste vrienden gebleven.

En ze leefden nog lang en gelukkig.

Gepubliceerd door MuziekMeester Gido

Ik ben Gido en zoals je al aan mijn naam kunt zien, ben ik dus muziekmeester. Dit doe ik met veel plezier op een internationale basisschool, met Nederlandse afdeling.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: