Verhaal door: Gido Broer / Illustraties door: Ilse Kreb & Daniëlle Kreb
In een land, hier ver, heel ver vandaan, woonde eens een elf. Dit was niet zomaar een elf. Nee, dit was nogal een luie elf met de naam Elfie. Elke dag tijdens de klusjes, viel hij in slaap. Maar dat deed hij op zo’n slimme manier, dat niemand ooit doorhad dat hij onder werktijd sliep. Elfie zocht altijd een plek waar niemand kwam, om te gaan slapen. Elke dag weer, voordat de elven klaar waren met werken, werd Elfie wakker. De andere elven misten hem vaak wel, maar nog nooit had een van de andere elven Elfie kunnen betrappen op slapen. En omdat hij altijd aan het begin van de dag en aan het eind van de dag gezien werd, dachten de andere elven dat hij gewoon werkt. Elke dag ging het goed, tot op een dag…

Het was de dag van Kerstavond. Alle elven waren druk aan het werk, overal vlogen cadeautjes in het rond. Sommige elven waren druk bezig met de slee schoon maken. Andere elven zorgden dat alle rendieren hun buikje vol hadden gegeten. En de belangrijkste taak was natuurlijk voor de hoofd-elf, Elvis. Hij moest ervoor zorgen dat de lijst met de namen van alle kinderen over de hele wereld klopte. Terwijl alle elven hard aan het werk waren, zocht Elfie een lekker plekje om te slapen. Hij liep wat rond en vond een grote speelgoed doos. Elfie maakte deze open, haalde het speelgoed eruit en verstopte dit. Daarna klom hij zelf in de doos en viel daar lekker in slaap. Het duurde niet lang voordat een van de elven deze doos had gevonden. Hij pakte zijn plakband, plakte de doos weer dicht en bracht het naar de inpaktafel om te laten inpakken. Elfie had niets in de gaten, want hij lag heerlijk te slapen.
De laatste controles werden gedaan door Elvis: hij keek of alle cadeautjes een naamsticker hadden, hij controleerde de slee en keek of alle rendieren klaar waren voor vertrek. Toen dit alles gedaan was, liep Elvis naar de Kerstman en zei vol trots:
“Alles ziet er tiptop in orde uit Kerstman, u kunt weer allemaal kinderen blij maken over heel de wereld!”
“Ho ho ho, wat fijn om te horen,” bulderde de Kerstman, “Laten we dan gauw gaan beginnen, want we hebben nog een lange avond te gaan.”
De Kerstman pakte de zak met cadeautjes en legde deze in de slee.
“Goed gedaan lieve elven, jullie hebben de warme chocolademelk en marshmallows wel verdiend na al dat harde werken,” zei de Kerstman terwijl hij in zijn slee stapte, “Rudolph, ga jij maar voorop, want het ziet er mistig uit vanavond en ik wil geen ongelukken.”
Rudolph liep naar voren en werd aangelijnd door Elvis. Toen dat gedaan was, pakte de Kerstman de teugels en riep: “Ho ho ho, laten we gaan!”

De Kerstman vloog van huis naar huis en kwam in allerlei verschillende landen, over heel de wereld. En overal moest hij zachtjes door de schoorsteen, want hij wilde de kinderen niet wakker maken. Gelukkig had de Kerstman een extra zak meegenomen voor alle koekjes die de kinderen voor hem gebakken hadden. Dat waren er zo veel, dat de Kerstman ze nooit in een avond op kreeg. Na een lange avond was de zak met cadeautjes weer leeg en kon de Kerstman weer tevreden richting de Noordpool. Kerstavond was weer geslaagd!
In het huis van de familie van der Winter stonden de kinderen al vroeg op. Het was Kerstochtend en als ze geluk hadden, was de Kerstman vannacht langsgekomen met cadeautjes! Isabella en Timo konden hun geduld niet langer bewaren en stormden hun kamer uit. Ze kwamen bij de kerstboom en zagen dat hun koekjes weg waren en dat het glas melk leeg was. De Kerstman was dus langs geweest! Ze keken onder de boom en zagen een hoop cadeautjes liggen. Eén cadeautje viel wel heel erg op. Dit cadeautje maakte geluid en bewoog heen en weer. Timo liep er naartoe.
“Voor Isabella, van de Kerstman”, las Timo hardop, “Deze is voor jou!”
“Ik ben zo benieuwd wat erin zit!” riep Isabella met een hoge piepstem, “Misschien eindelijk een puppy!”
“Dat zou zo leuk zijn,” zei Timo met veel enthousiasme, “Maak het cadeau gauw open dan!”
“Dat kan toch niet?” zei Isabella, “Papa en mama zijn nog niet wakker. We moeten altijd op hun wachten.”
“Nee joh, nu mag het wel,” zei Timo, die probeerde zijn zusje over te halen, “We willen toch niet dat de puppy geen lucht meer krijgt?”

“Dat is ook wel weer zo,” zei Isabella en ze pakte het cadeautje op, “Dat is vreemd, het is hartstikke licht, voel maar.”
Isabella gaf het cadeautje aan Timo. Hij pakte het cadeautje aan.
“Dat is inderdaad raar,” zei Timo vol verbazing.
Timo gaf het cadeautje terug aan Isabella. Isabella kon zich niet langer inhouden en scheurde het papier ervan af. Ze keek met grote ogen naar de doos en schreeuwde het uit.
“Het is geen puppy!” piepte Isabella enthousiast, “Maar het is de racebaan die ik al zo lang wilde!”
“Wat gaaf!” zei Timo, die stiekem best jaloers was op het cadeau van zijn zusje, “Maak gauw open, ik wil weten waarom het zo beweegt!”
Isabella scheurde het plakband van de doos, slaakte een gil en sprong naar achter. Ze schrok zich een hoedje. Net toen ze het plakband ervan af had gehaald, sprong Elfie de elf uit de doos.
“W-w-wat is d-d-dat?” stamelde Isabella, die veilig achter haar grote broer verscholen stond.
Elfie keek om zich heen. Waar was hij nou weer beland? Was dit een droom? Elfie hoopte heel erg dat het een droom was, want als dit echt gebeurde, dan had hij een groot probleem. Elven mogen helemaal niet in de mensenwereld komen. Als dat gebeurt, dan verdwijnt hun elven magie en dan kan je het huis van de Kerstman niet meer in. Elfie kneep in zijn arm.
“Auw!” riep hij.
Het was geen droom. Elfie had een groot probleem. Hij had maar vierentwintig uur voordat zijn magie zou verdwijnen. Het probleem was alleen dat Elfie niet meer precies wist hoe laat hij uit het huis van de Kerstman was vertrokken. Wat ben ik toch een oelewapper, dacht Elfie. Waarom ben ik dan ook in slaap gevallen in een speelgoeddoos?
“H-h-hallo?” stamelde Isabella, “W-w-wie ben jij? En w-w-waarom zat jij in m-m-mijn cadeautje?”
Elfie keek om. Het was voor het eerst dat hij de twee kinderen zag.
“Hallo Timo en Isabella, mijn naam is Elfie,” zei Elfie, “Ik ben een van de helpers van de Kerstman.”
“H-h-hoe weet jij onze namen?” vroeg Timo verbaasd.
‘Ik zei toch dat ik het hulpje van de Kerstman ben?” zei Elfie geïrriteerd, “Wij kennen alle kinderen.”
Elfie ijsbeerde heen en weer. Hoe kan ik zo snel mogelijk thuiskomen, dacht hij.
“Maar waarom ben je dan bij ons thuis?” vroeg Isabella, “En waar is mijn racebaan?”
Elfie voelde zichzelf rood worden en legde snel uit wat er aan de hand was. Hoe hij in slaap viel in de doos, dat het cadeautje werd ingepakt en dat de Kerstman de cadeautjes vannacht had langsgebracht en het belangrijkste, dat hij nog maar minder dan vierentwintig uur had om terug te komen.
“Ik heb jullie hulp nodig,” zei Elfie, “Kunnen jullie mij helpen thuis te komen?”
Elfie zette zijn vriendelijkste gezicht op en hoopte op een positief antwoord.
“Ik wil wel graag helpen,” zei Isabella, “Wat denk jij, Timo?”
Isabella keek naar haar grote broer. Ze kon zien dat haar broer aan het twijfelen was. Na lang twijfelen kwam Timo met het antwoord:
“We doen het, wij gaan je helpen terug naar huis te komen!”
Elfie en Isabella waren zo opgewonden, dat ze samen door de woonkamer heen dansten.
Isabella en Timo liepen over straat. Elfie zat in de tas die Isabella had meegenomen. Het leek haar slim dat niet iedereen Elfie kon zien.
“Waar moeten we naartoe?” vroeg Isabella, “De Noordpool is wel heel ver weg om te lopen.”
“Laten we naar het treinstation gaan,” zei Timo, “Misschien dat er een trein naar de Noordpool gaat.”
Ze liepen naar het station en keken rond. Er reden genoeg treinen, maar geen één kwam in de buurt van de Noordpool. Isabella en Timo keken wanhopig om zich heen. Ook Elfie kwam met zijn hoofd tevoorschijn uit de tas. Hij keek snel op alle borden, maar ook hij kon geen trein vinden richting de Noordpool.
“Oh nee, wat moeten we nu?” jammerde Elfie
“Misschien kunnen we het vragen aan die man?” zei Timo, “Volgens mij werkt hij hier.”
Ze liepen naar een van de medewerkers van het station toe. Timo tikte hem aan en zei:
“Sorry meneer, weet u toevallig of er een trein naar de Noordpool gaat?”
De man draaide zich om, keek naar beneden en glimlachte vriendelijk.
“Ho ho ho, de trein naar de Noordpool?” zei de man met een bulderende lach, “Dan heb je geluk mijn kind, die vertrek over vijf minuten.”
Isabella en Timo konden hun oren niet geloven.
“Dat is geweldig!” zeiden ze in koor, “Waar staat de trein?”
De man wees naar het perron. Isabella en Timo rende naar de trein. Dit was een grote, oude stoomtrein. Op het bord stond inderdaad dat het de trein naar de Noordpool was. Wat raar dat ik dit niet op het bord heb zien staan, dacht Timo. Ze stapten in de trein, zochten een cabine om te zitten en wachtten tot de deuren sloten. De conducteur floot op zijn fluit en de stoomtrein sjokte langzaamaan naar voren. Na een paar minuten was de trein op volle snelheid. Isabella en Timo keken naar buiten. Wat zag de witte wereld er mooi uit, dachten ze allebei.
Elfie durfde weer tevoorschijn te komen.
“Wat een geluk dat er toch een trein naar de Noordpool gaat!” zei Elfie opgelucht.
Isabella en Timo knikte. Wat een geluk inderdaad. Timo had geen idee hoe ze anders naar de Noordpool hadden kunnen komen. Ze begonnen steeds meer te ontspannen. Isabella begon te knikkebollen en Timo keek naar buiten. Plotseling klonk er gerommel in de coupé. Isabella sprong op en Timo keek wild om zich heen. Elfie dook gauw weer terug in de tas. De deur van de cabine gleed open en de conducteur kwam langs.
“Ho ho ho, kaartjes alstublieft,” bulderde de conducteur, terwijl hij met grote ogen naar de kinderen keek.
Timo werd rood, daar had hij helemaal niet aan gedacht!
“Uhm…” stamelde Timo, “We hebben geen kaartjes.”
De conducteur klapte in zijn handen.
“Geen kaartjes he?” zei de conducteur, “Weet je dat zeker?”
“Die zijn we helemaal vergeten te kopen, meneer de conducteur,” piepte Isabella, “We moesten snel deze trein halen om zo snel mogelijk naar de Noordpool te gaan.”
“Weten jullie zeker dat jullie geen kaartje hebben?” zei de conducteur vriendelijk, “Voel nog eens goed in je zakken, lieve kinderen.”
Onzin, dacht Timo, hij wist zeker dat hij geen kaartje gekocht had. Maar toch voelde hij in zijn zakken. Terwijl zijn hand zijn broekzak ingleed, voelde hij iets. Hij pakte het vast en haalde tevoorschijn wat in zijn broekzak zat. Isabella keek naar haar broer en deed hetzelfde. Ook zij haalde tevoorschijn wat in haar broekzak zat. Het was een kaartje naar de Noordpool.
“Maar…,” stamelde Timo.
“Hartstikke goed,” zei de conducteur, “Dit zijn de kaartjes die ik wilde zien.”
De conducteur pakte de kaartjes en knipte deze.
“We zijn er bijna, kinderen,” zei de conducteur, “Veel plezier op de Noordpool, ho ho ho.”
De conducteur liep de cabine uit en liep verder in de trein. Timo en Isabella keken elkaar verbaasd aan.
De trein minderde vaart en het duurde niet lang voordat de trein stil stond. Isabella keek naar buiten en zag het station met het bordje ‘Noordpool’.

“Dat ging snel,” zei Isabella.
Ze stapten uit de trein en keken rond. Isabella had het koud. Ze hadden er niet aan gedacht dat het op de Noordpool een stuk kouder zou zijn dan bij hun thuis. Elfie voelde haar trillen. Hij kwam met zijn hoofd naar buiten en gaf Isabella zijn sjaaltje.
“Dankjewel, Elfie,” zei Isabella en ze deed de sjaal om.
“Dat is al een stuk warmer,” zei ze.
Timo en Isabella liepen het station uit. Nog nooit hadden ze zoveel sneeuw gezien. Iets verderop stond een wegwijzer, waarop stond ‘de Kerstman – 30 km’. Elfie klom uit de tas en keek naar de wegwijzer.
“Dertig kilometer?” zei Elfie verbaast, “Dat redden we nooit!”
Timo dacht hetzelfde. Dertig kilometer is wel erg lang lopen en ze hadden niet meer zo heel lang. Maar hij wilde niet opgeven en begon te lopen. Isabella en Elfie volgden. Het werd kouder en donkerder. Isabella werd bang en pakte de hand van Timo vast. Elfie pakte de hand van Isabella en meteen werd ze warm vanbinnen. Ook voelde ze zich minder bang.
Achter zich hoorde ze een geluid. Ze keken om en zagen een lantaarn dichterbij komen. Elfie sprong gauw weer in de tas. Toen de lantaarn dichtbij was, zagen ze een man op een slee zitten die werd voortgetrokken door rendieren. Timo sprong op en neer en gebaarde naar de man om te stoppen.
“Ho ho ho,” bulderde de man en de rendieren stopten, “Wat doen twee kinderen zo alleen in het donker en in de kou?”
“We zijn op weg naar het huis van de Kerstman, meneer,” zei Isabella, “Kunnen wij misschien een stukje met u meerijden?”
“Komt dat even goed uit,” zei de man, “Daar ga ik ook naartoe! Stap maar op, dan breng ik jullie wel.”
Isabella keek naar Timo. Hij knikte en ze stapten op de slee.
“Ho ho ho,” bulderde de man en de rendieren begonnen te rennen.
De rit op de slee duurde niet lang. Nog voordat ze het doorhadden, stopte de slee alweer en zagen ze een groot huis, vol met kerstverlichting.
“We zijn er,” zei de man.
Ze liepen naar de deur en klopten aan. Een elf deed open en liet ze binnen. Ze kwamen in een grote hal, vol met kerstversieringen en rondlopende elven. De elf die de deur opendeed was druk in gesprek met de man van de slee. Hij wees naar een aantal stoelen en gebaarde dat ze plaats mochten nemen. De man van de slee liep achter de elf aan, nog steeds druk in gesprek. Isabella en Timo gingen zitten. Elfie was opgelucht, ze waren op tijd terug in het huis. Maar hoe legde hij dit uit aan de Kerstman? Na een paar minuten kwam de elf terug en zei dat de kinderen mochten komen. Ze stonden op en liepen naar de deur. Toen ze de deur binnenliepen, kwamen ze in een enorm kantoor. Vol verbazing keken ze rond en zagen de Kerstman zitten achter zijn bureau.
“Ho ho ho,” bulderde de Kerstman, “Kom binnen en ga maar lekker zitten.”
De kinderen konden hun ogen niet geloven, ze zaten in het kantoor van de Kerstman! De Kerstman glimlachte en zei:
“Welkom lieve Timo en Isabella, wat kan ik voor jullie doen?”
Timo legde heel het verhaal uit en aan het einde van het verhaal klom Elfie uit de tas. Hij was vuurrood en schaamde zich.
“Aha,” zei de Kerstman, “Dat moet een flink avontuur zijn geweest.”
Isabella en Timo knikte.
“Wat ben ik blij dat jullie Elfie hebben geholpen om weer thuis te komen,” vervolgde de Kerstman, “En wat goed dat jullie om hulp hebben durven vragen.”
Timo keek naar de Kerstman en vroeg zich af hoe hij wist dat ze mensen om hulp hadden gevraagd. Isabella slaakte een gil. Timo schrok en keek naar zijn zusje.
“U heeft ons steeds geholpen!” zei Isabella, “U was de man van het station, de conducteur en de man die ons hier heeft gebracht!”
“Dat heb je goed gezien, kleine meid,” zei de Kerstman, “Je denkt toch niet dat ik twee kinderen helemaal alleen naar de Noordpool laat reizen?”
Timo kon zichzelf wel voor zijn hoofd slaan. Hoe had hij dit niet kunnen zien?
“Elfie,” vervolgde de Kerstman, “Je hebt geluk gehad met deze twee lieve kinderen. Ik ben blij dat je weer terug bent. Ik neem aan dat je jouw lesje wel geleerd hebt nu?”
Elfie keek verbaasd. Wist de Kerstman dat hij altijd ergens sliep tijdens de klusjes? Hij knikte naar de Kerstman en bedankte de kinderen. De Kerstman vervolgde:
“Ga nu maar gauw naar bed, Elfie. Je zult wel moe zijn van je avontuur van vandaag.”
Elfie liep naar de deur, bedankte de kinderen nog een laatste keer en verdween.
“En voor jullie, lieve kinderen, dit is ons geheimpje,” zei de Kerstman en hij knipoogde naar beide kinderen, “Nu is het tijd voor jullie om weer naar huis te gaan”
De Kerstman klapte in zijn handen.
Isabella opende haar ogen. Het was allemaal een droom. Ze zat rechtop in haar bed en keek rond. Ze zag de sjaal van Elfie over haar stoel hangen. Of misschien toch niet?
En Elfie? Die heeft zijn lesje wel geleerd. Hij werkt elke dag heel hard en laat het wel uit zijn hoofd om te gaan slapen tijdens de klusjes.
Dankjewel:-). Mede dankzij jullie te gekke tekeningen!
LikeLike
Wat ziet het geheel er leuk uit.\
LikeGeliked door 1 persoon