“We hebben nog maar net genoeg geld om een kleine boodschap te doen,” zei de vader van Anna tegen haar moeder.
Het lukte haar ouders maar net om het hoofd boven water te houden. Anna zat rustig een boek te lezen, terwijl haar ouders zachtjes in de keuken aan het praten waren.
“Er moet toch iets zijn dat ik kan doen?” mompelde Anna in haarzelf.
Haar gedachten dwaalden af. Wat kan ik doen om te helpen? Misschien kan ik in de buurt rondvragen of iemand nog lege flessen heeft? Deze kan ik dan inleveren bij de supermarkt voor statiegeld. Of misschien kan ik wat van mijn speelgoed verkopen? Een heitje voor een karweitje misschien?
De vader van Anna liep de woonkamer in en gaf Anna een aai over haar hoofd.
“Wat ben je aan het lezen?” vroeg haar vader.
Anna gaf geen antwoord. Ze zat nog steeds diep in gedachten.
“Hallo, aarde aan Anna, kun je mij horen?”
De vader knipte in zijn vingers en trok gekke bekken voor het gezicht van Anna. Anna keek op en moest lachen om haar vader. Haar vader kon haar altijd aan het lachen krijgen. Anna was alle zorgen weer vergeten.
“Aah, ik heb contact,” lachte de vader. “Het is tijd om naar bed te gaan. Dus hup, tandenpoetsen, pyjama aan en lekker onder de lakens kruipen.”
“Nu al? Het is nog hartstikke vroeg!” jammerde Anna.
Ze keek naar de klok en zag dat het inderdaad al bedtijd was. Anna legde haar boek weg en sprong van de bank. Ze gaf haar vader een dikke kus op de wang en liep naar haar moeder in de keuken. Ze gaf haar ook een dikke kus en liep naar boven.
“Welterusten!” riep Anna, terwijl ze naar boven liep.
Anna pakte haar tandenborstel, deed er tandpasta op en begon goed te poetsen. Tijdens het poetsen, danste Anna rond. Dit deed ze elke avond om de tijd door te komen, maar vanavond had ze er weinig zin in. Anna dacht na over het gesprek dat ze hoorde tussen haar vader en moeder. Na het tandenpoetsen pakte ze haar pyjama, deed deze gauw aan en kroop in bed. Haar vader kwam nog even boven om welterusten te zeggen.
“Papa?” vroeg Anna.
“Zeg het eens Smurf,” antwoorde haar vader.
Al vanaf haar geboorte noemde haar vader haar Smurf. Dit is een bijnaam die is blijven hangen, zelfs nu ze 10 is. Anna heeft het altijd een leuke bijnaam gevonden.
“Gaan we het wel weer redden deze maand?” zei Anna met een lichte snik in haar stem.
“Maar natuurlijk Smurf, daar hoef jij je toch niet druk om te maken?” zei haar vader zo zelfverzekerd mogelijk. “Hoezo vraag je dat?”
“Ik hoorde je tegen mama praten. We hebben nog maar net genoeg geld voor een kleine boodschap zei je.”
Anna begon tranen in haar ogen te krijgen.
“Och Smurf toch, kom eens hier.”
Anna klom uit bed en liep naar haar vader toe. Al snikkend viel Anna in de armen van haar vader. Haar vader drukte Anna stevig tegen hem aan en wreef over haar rug. Hij moest moeite doen om zijn tranen in te houden. Hij vindt het vreselijk om zijn kleine meid zo verdrietig te zien.
“Rustig maar lieverd, het gaat allemaal goedkomen, net als altijd,” zei haar vader met een glimlach. “Ga nu maar lekker slapen en laat papa en mama maar zorgen maken over het geld. Dat hoef jij niet te doen. Jij moet lekker genieten van alles om je heen.”
Vader gaf Anna een dikke zoen en knuffelde haar nog een keer stevig. Anna kalmeerde en liet haar vader weer los. Anna veegde met haar mouwen de tranen van haar gezicht en kroop weer in bed.
“Welterusten Smurf, morgen weer een nieuwe dag. Ik hou van jou.”
“Welterusten papa, ik hou ook van jou.”
Hij gaf nog een laatste kus op haar voorhoofd, liep naar de deur en deed het licht uit.
Toen hij de deur dicht deed, mompelde hij in zichzelf: “Maak je maar geen zorgen Smurf, we slaan ons er wel doorheen.”
De volgende ochtend werd Anna wakker gemaakt door haar moeder.
“Opstaan Anna, tijd om je klaar te maken voor school.”
“Goedemorgen mama,” zei Anna met een slaperige stem.
“Goedemorgen lieverd, lekker geslapen?”
Anna knikte en stond op. Ze ging douchen, poetste haar tanden, kleedde zichzelf aan en liep naar beneden. Haar vader was al weg, hij is namelijk schoonmaker en moet vroeg in de ochtend een kantoorpand schoonmaken. Haar moeder is haar baan verloren en is op zoek naar nieuw werk. Met moeite at Anna haar rijstwafels op en dronk ze haar glas water leeg. Ze pakte haar tas en was klaar om naar school te lopen.
Na een korte wandeling kwam Anna aan op school en wachtte tot de bel ging. Toen hij rinkelde, liep ze naar de rij. Daar wachtten alle kinderen op meester Hugo. Anna zit in groep 7. Ze heeft niet veel vrienden, want haar klasgenoten vinden haar een beetje raar. Ze vinden het raar dat Anna geen telefoon heeft of dat ze tweedehands kleding draagt. Vooral een jongen in haar klas is heel gemeen tegen Anna, hij heet Duncan. Duncan zit pas sinds dit jaar op school. Hij heeft alles wat zijn hartje begeert, het modernste speelgoed, de nieuwste mode in kleding en vooral heel veel vrienden. Duncan maakt vaak gemene opmerkingen en zijn vrienden doen met hem mee. Anna probeert dit altijd te negeren en door te gaan met haar schoolwerk.
“Goedemorgen kinderen, pak je rekenboek en ga naar pagina 59,” zei de meester.
Anna deed dit, pakte haar schriftje erbij en luisterde aandachtig naar de uitleg.
De dag vloog voorbij en voor Anna het wist, was het al lunchtijd. Ze pakte haar lunchtrommel uit haar tas en keek wat erin zat. Twee crackers met kaas. Ze keek rond in de klas. Overal zag ze kinderen met boterhammen, koekjes en een enkeling had zelfs kliekjes van het avondeten van gisteren.
“Moet je kijken naar Anna, ze heeft weer van die droge troep als lunch!”
De klas begon te lachen. Anna hoefde niet om te kijken om te zien wie dat zei, dat wist ze maar al te goed. Duncan gooide een paar druiven naar haar.
“Je kunt hier van de grond eten, dat ben je vast wel gewend,” riep Duncan, “Of moet ik het in de prullenbak gooien, voelt dat meer als thuis?”
Weer lachte de klas mee. Ondertussen haalde Duncan een doos uit zijn tas en begon op te scheppen tegen zijn vrienden. Heel de klas stond om hem heen en bewonderde de inhoud van de doos, een gloednieuwe drone. Anna zat in haar eentje aan haar tafel en vocht tegen de tranen. Zo ging dit al sinds de eerste dag. Dag in, dag uit. Anna durft dit niet te vertellen aan haar ouders en meester Hugo, ze is bang dat het probleem daardoor erger wordt. Ze haalde diep adem, droogde snel haar tranen af en at haar crackers.
De dag was voorbij en Anna liep weer naar huis. Ze was diep in gedachten verzonken. Misschien dat ik zo meteen langs de huizen kan gaan voor een heitje voor een karweitje. Met een beetje geluk hebben ze lege flessen en kan ik die gelijk inleveren! Uit het niets werd Anna naar achter geslingerd en viel ze op de grond. Ze hoorde kinderen lachen en keek beduusd om zich heen. Het waren Duncan en een paar van zijn vrienden die om Anna heen stonden.
“Hey arme sloeber, ga je nou de kauwgom van de grond zitten vreten?” schaterde Duncan, “Had je niet genoeg aan die overheerlijke crackers?”
“Houd je mond!” schreeuwde Anna, “Laat me met rust!”
Dit motiveerde de jongens om door te gaan.
“Gast, ik heb nog wel een banaan over, zullen we die aan sloeber geven?” zei Julian, een van de vrienden van Duncan.
Julian gaf de banaan aan Duncan. Duncan vouwde deze open, haalde de banaan eruit en kneep er een beetje in tot de banaan zacht werd.
“Hou haar vast jongens,” zei Duncan met een gemene lach op zijn gezicht, “Laten we dit arme meisje even voeren.”
Alexander liep op Anna af en tilt haar op. Matthijs twijfelde. Hij voelt zich hier niet comfortabel bij. Anna heeft hem nooit wat misdaan en om eerlijk te zijn vindt Matthijs haar stiekem wel leuk. Maar hij wil niet overkomen als een lafaard, straks pakken Duncan, Julian en Alexander hem nog.
“Waar wacht je op?” schreeuwde Duncan, “Pak haar vast en hou haar tegen!”
Matthijs liep naar Anna en pakte haar stevig vast. Anna probeerde met man en macht los te komen, maar de jongens waren te sterk. Duncan kwam steeds dichterbij. Anna stribbelde nog meer tegen en even leek het erop alsof ze loskwam. Alexander had dat door, keek boos naar Matthijs en verstevigde zijn grip. Duncan stond nu pal voor haar gezicht. Hij verdeelde de banaan over zijn twee handen en smeerde het gezicht van Anna onder. Daarna veegde hij zijn handen af aan haar haar en haar kleding en legde de schil van de banaan op haar hoofd.
“Hey, wat moet dat?” schreeuwde een mannenstem in de verte.
De jongens lieten Anna los en renden weg zonder om te kijken. Anna stond er verloren bij, tranen rolden over haar wangen. Waarom moeten ze haar hebben? Zij kan er toch ook niets aan doen dat ze niet de nieuwste speeltjes heeft? Of dat ze geen koekjes mee kan nemen naar school?
De man die naar de jongens schreeuwde kwam steeds dichterbij. Anna keek op toen ze zijn voeten zag verschijnen. Het was de vader van Duncan, Marcus.
“Och meisje toch, wat is er gebeurd?” vroeg hij bezorgd, “Wie hebben dit gedaan?”
Anna begon steeds harder te huilen. Marcus probeerde haar te troosten.
“Kom maar met mij mee,” zei Marcus vriendelijk, “Dan krijg je een handdoek en kan je de viezigheid uit je haar en van je gezicht halen.”
Anna twijfelde. Ze kende Marcus helemaal niet. En waarom zou ze meegaan met de vader van die pestkop? Maar naar huis gaan is ook geen optie. Wat als haar ouders haar zo zouden zien? Anna volgde Marcus, maar zei geen woord. Ze keek achterom en zag dat het groepje jongens weer tevoorschijn was gekomen. Duncan keek recht in haar ogen en hield zijn wijsvinger voor zijn mond en maakte daarna een snij beweging bij zijn keel.
Anna stond in de badkamer en keek in de spiegel. Haar ogen waren rood en opgezwollen van het huilen. Ze hield de handdoek in haar handen en zag dat deze helemaal onder de banaan zat. Anna vouwde de handdoek op, legde deze op de wasbak en liep terug naar de kamer waar Marcus zat te wachten.
“Dat is beter, of niet?” vroeg Marcus, “Wil je een kopje thee?”
Anna schudde haar hoofd. Ze wilde hier het liefst zo snel mogelijk weg. Weg uit het huis van Duncan, weg van zijn vader. Anna wilde naar huis, naar haar ouders.
“Vertel eens kind,” vervolgde Marcus vriendelijk, “Wie waren de jongens die dit deden? Zitten ze bij je in de klas? Moet ik meester Hugo op de hoogte brengen? Zal ik je ouders bellen? Moet ik je anders even thuisbrengen?”
Anna voelde zich overweldigd door alle vragen. Nog steeds kwam er geen woord uit haar mond. Hoe kan zo’n lieve vader nou zo’n zoon hebben? Na een paar tellen kreeg Anna voldoende moed om een paar woorden te zeggen en met een bibberende stem zei ze:
“Mag ik naar huis?”
“Natuurlijk,” antwoorde Marcus, “Maar weet je zeker dat je niet wil vertellen wie die jongens waren? Als ze in jouw klas zitten, kan meester Hugo vast helpen.”
“Ik wil gewoon naar huis.”
Anna pakte haar jas en rugzak en liep naar de deur. Voordat ze de deur opendeed, draaide ze zich om en zei:
“Dankuwel voor uw hulp, maar vertel dit alstublieft niet aan meester Hugo of aan mijn ouders.”
Anna deed de deur open en zag Duncan voor de deur staan. Ze schrok en deinsde naar achteren.
“Hallo Anna,” zei Duncan vriendelijk, “Wat is er gebeurd? Je ziet er zo geschrokken uit!”
Anna wist niet wat ze moest zeggen. Ze rende langs Duncan en keek niet meer achterom. Al huilend rende ze door de straat.
Heel de weg heeft Anna gerend. Hoe kon Duncan haar dit aandoen? Eerst mij vast laten houden en vervolgens voor de deur ineens lief doen. Anna kon er met haar hoofd niet bij. Al vanaf het begin van dit schooljaar moet Duncan haar hebben, maar nog nooit is hij zo ver gegaan. Anna stond voor haar deur. Ze durfde niet naar binnen, bang dat haar moeder haar zo zou zien. Anna sloop langs het raam en gluurde naar binnen. Er brandde geen licht en ze kon niemand zien. Ze gokte het erop en deed voorzichtig de deur open. Ze stapte naar binnen en probeerde zo min mogelijk geluid te maken. Anna deed de deur dicht, trok haar schoenen zachtjes uit en luisterde aandachtig of ze geluid hoorde. Het was doodstil in huis. Ze liep de woonkamer in en zag een briefje op tafel:
Ik ben even boodschappen doen en ga daarna even langs oma. Ik ben rond 17:00 uur weer thuis.
Xxx Mama
Anna keek naar de klok. Het was half vijf, dus Anna had nog een half uur voordat haar moeder thuis zou komen. Ze liep naar de keuken, pakte een glas water en liep naar haar kamer. Ze stond voor haar spiegel en nam een slok. Haar ogen waren vuurrood van al het huilen, haar haar zat helemaal in de war en haar trui zat onder de vlekken. Anna besloot om zichzelf even op te knappen, voordat er iemand thuiskwam. Ze waste haar haar en gezicht, trok een schone trui aan en borstelde haar haren. Terwijl ze haar haren borstelde dacht ze na over alles wat er was gebeurd vanmiddag. Nog steeds kon ze niet begrijpen waarom ze haar moeten hebben. Nog nooit heeft Anna iets verkeerds tegen Duncan gezegd. En waarom doen Matthijs, Julian en Alexander ineens zo gemeen? Matthijs was vroeger altijd heel aardig voor Anna en Julian en Alexander speelden vroeger altijd met haar. Vroeger, voordat mama haar baan kwijtraakte. Vroeger, voordat papa schoonmaker was. Vroeger, voordat Duncan kwam. Vroeger… Vroeger was het allemaal beter. Plotseling voelde Anna een golf van woede over haar heenkomen. Ze was boos. Boos op iedereen. Op haar vader, omdat hij zo’n stomme baan heeft. Op haar moeder, omdat ze geen werk meer heeft. Op Meester Hugo, omdat hij niet ziet wat er gebeurt. Duncan, omdat hij altijd zo gemeen doet. Matthijs, Julian en Alexander, omdat ze meedoen met Duncan. Anna schreeuwde het uit en gooide haar borstel door de kamer. Ze schrok er zelf van. Dit was haar nog nooit overkomen.
Anna liep naar haar borstel toe, pakte hem op en legde hem weer op haar kastje. Ze ging zitten op bed met haar hoofd in haar handen. Dit kon zo niet verder.
“Dit is nog maar het begin,” zei Anna in haarzelf, “Het wordt alleen nog maar erger.”
Ze probeerde zich sterk te houden. Ze had genoeg van het huilen. Anna stond op en liep weer naar de spiegel. Ze keek zichzelf indringend aan en zei tegen haarzelf:
“Dit moet stoppen.”
Wordt vervolgd in deel 2: Schuldgevoel